Ga naar de inhoud

TOS bij kleuters: herkennen, begrijpen en ondersteunen

  • 10 min read
juf en kleuter met TOS lezen samen een boek

Taal is overal. In spel, in gesprekken, in verhalen. Maar voor sommige kinderen is taal leren niet vanzelfsprekend. Zij hebben TOS: een taalontwikkelingsstoornis. In dit artikel lees je wat dat precies betekent, hoe je het kunt herkennen bij jonge kinderen en – misschien wel het belangrijkste – hoe jij als ouder of leerkracht verschil kunt maken.

Belangrijkste inzichten

  • TOS is een aangeboren taalontwikkelingsstoornis. Kinderen met TOS verwerken taal anders in hun hersenen, ondanks een normale intelligentie en goed gehoor.
  • Het is iets anders dan ‘gewoon laat praten’. Kinderen met TOS blijven achter in hun taalontwikkeling en maken vaak geen inhaalslag zonder hulp.
  • TOS uit zich in praten én begrijpen. Je ziet het terug in een beperkte woordenschat, korte of kromme zinnen, moeite met opdrachten, en minder soepel sociaal contact.
  • Herkenning is de eerste stap. Signalen zoals veel herhaling, weinig taalproductie, of frustratie in taalspelletjes kunnen wijzen op een taalontwikkelingsstoornis.
  • Ondersteuning maakt het verschil. Met modeling, herhaling, visualisatie en een veilige leeromgeving kun je kinderen met TOS écht helpen groeien.

Wat is TOS?

TOS staat voor taalontwikkelingsstoornis. Het is een aangeboren stoornis waarbij de hersenen taal anders verwerken. Kinderen met TOS hebben moeite met het leren begrijpen en gebruiken van taal. Dat betekent niet dat ze minder intelligent zijn of niet willen praten. Ze hebben gewoon meer ondersteuning nodig om taal goed op gang te krijgen.

Kinderen met TOS:

  • leren nieuwe woorden langzamer dan leeftijdsgenoten,
  • bouwen zinnen anders of minder goed op,
  • begrijpen soms niet wat er gezegd wordt,
  • en vinden het lastig om zelf goed uit hun woorden te komen.

TOS komt vaker voor dan veel mensen denken: naar schatting bij 5 tot 7 procent van de kinderen. Het is dus geen zeldzaamheid.

Wat TOS níet is

Het is belangrijk om een paar misverstanden uit de wereld te helpen. Een taalontwikkelingsstoornis:

  • ontstaat niet door luiheid of een gebrek aan inzet,
  • komt niet door weinig praten thuis of een taalarm milieu,
  • is geen gevolg van gehoorverlies of een lage intelligentie.

Kinderen met TOS willen vaak wél communiceren. Ze weten alleen niet goed hoe ze dat moeten doen.

En wat als een kind gewoon wat later praat?

Sommige kinderen zijn wat trager in hun taalontwikkeling, maar halen die achterstand vanzelf in. Dat noemen we een late taalontwikkeling. En dat is iets anders dan TOS.

Het verschil zit in de duur en de intensiteit van de problemen. Bij een late ontwikkeling trekt het vanzelf bij. Bij TOS blijven kinderen achter, ook als je ze veel taal aanbiedt. Vaak hebben ze dan echt extra hulp nodig om taal te leren verwerken en gebruiken.

Twijfel je? Dan is het altijd goed om verder te kijken. Want hoe eerder je erbij bent, hoe beter je een kind kunt ondersteunen in zijn of haar taalontwikkeling.

Kenmerken van (een vermoeden van) TOS bij kleuters

TOS kan er bij elk kind net even anders uitzien. Zeker bij kleuters is het soms lastig te herkennen, omdat de taalontwikkeling bij jonge kinderen sowieso sterk varieert. Toch zijn er signalen die kunnen wijzen op een taalontwikkelingsstoornis – of op een vermoeden ervan.

Je hoeft als ouder of leerkracht natuurlijk niet meteen te weten of het écht TOS is. Maar het helpt om alert te zijn op de volgende kenmerken:

Taalproductie: praten komt moeizaam op gang

  • Het kind zegt weinig of spreekt in korte, onvolledige zinnen.
  • Woorden komen moeilijk op gang of worden vaak herhaald.
  • Nieuwe woorden worden langzaam opgepikt.
  • Het kind maakt veel fouten in zinsopbouw (bijv. “ik koek eten” in plaats van “ik wil een koek eten”).

Taalbegrip: moeite met begrijpen van taal

  • Instructies of vragen worden niet goed begrepen, ook niet bij herhaling.
  • Het kind lijkt niet te reageren op wat er gezegd wordt.
  • Er is verwarring bij abstracte woorden of concepten zoals tijd (“morgen”, “straks”).

Spel en gedrag: taaltekort beïnvloedt de interactie

  • Het kind speelt vaak alleen of met jongere kinderen.
  • Frustratie of teruggetrokken gedrag bij taalspelletjes of in gesprek.
  • Het kind vermijdt situaties waarin veel taal nodig is.

Leren: het tempo ligt lager

  • Moeite met het onthouden van nieuwe woorden of klanken.
  • Het kind heeft herhaling en visuele ondersteuning nodig om mee te komen.
  • Er is minder plezier in taalrijke activiteiten zoals voorlezen of rijmpjes.

Deze signalen hoeven niet allemaal tegelijk aanwezig te zijn. Maar als je meerdere kenmerken herkent – en merkt dat de achterstand blijft – dan is het goed om aan de bel te trekken.

Want hoe eerder je erbij bent, hoe meer kansen een kind krijgt om zich wél te ontwikkelen op zijn of haar eigen manier.

Wat gebeurt er in het brein bij TOS?

Bij kinderen met TOS verloopt de taalverwerking in de hersenen anders. Dat betekent dat ze taal niet automatisch oppikken zoals de meeste kinderen dat doen. Wat voor anderen vanzelf gaat – nieuwe woorden leren, zinnen begrijpen, zelf iets vertellen – kost bij TOS-kinderen veel meer moeite. En dat zit ‘m niet in hun motivatie, maar in hoe hun brein informatie verwerkt.

Er zijn drie gebieden waar het vaak misloopt:

1. Klanken en woordopslag (fonologie)

Kinderen met TOS hebben moeite om klanken goed te horen, te onthouden en op te slaan. Daardoor is het lastig om woorden goed te onthouden of uit te spreken. Een woord kan in hun hoofd bijvoorbeeld steeds vervormen. Dit maakt het leren van nieuwe woorden en zinnen veel moeilijker.

2. Zinsopbouw (syntaxis)

Bij het leren van taal halen kinderen veel informatie uit hoe zinnen zijn opgebouwd. Kinderen met TOS vinden het lastig om die structuur te herkennen of zelf te gebruiken. Ze missen daardoor belangrijke aanwijzingen in een zin, zoals wie iets doet of wanneer iets gebeurt.

3. Betekenis en categoriseren (semantiek)

Nieuwe woorden leren lukt pas goed als je ze kunt koppelen aan wat je al weet. Kinderen met TOS hebben vaak moeite om woorden logisch te ordenen of te koppelen aan andere begrippen. Zo kan het lastig zijn om te begrijpen dat een “konijn”, “olifant” en “muis” allemaal dieren zijn – of dat “groot” en “klein” bij elkaar horen.

Het gevolg? Nieuwe woorden blijven minder goed hangen, taal wordt minder duidelijk begrepen, en zelf spreken blijft beperkt of onhandig.

Wat zegt onderzoek?

TOS is niet alleen goed beschreven in de praktijk, maar ook wetenschappelijk onderzocht. Uit meerdere studies blijkt dat kinderen met TOS duidelijke taalachterstanden hebben. Maar er is ook goed nieuws: met de juiste begeleiding kunnen ze enorme stappen zetten.

Achterstand, maar veel potentie

Kinderen met TOS lopen vaak achter in hun taalontwikkeling, zowel in woordenschat als taalbegrip. Maar dat betekent niet dat ze stil blijven staan. Onderzoek van onder andere Kentalis, Auris en universiteiten laat zien dat kleuters met TOS significante vooruitgang kunnen boeken – vooral als ze intensief worden ondersteund, thuis én op school.

Dat geldt ook voor kinderen met een extra kwetsbaarheid, zoals meertaligheid of lagere cognitieve scores. Juist bij deze groep is het effect van begeleiding vaak nog groter.

Wat helpt echt bij woordleren?

Een paar werkzame principes keren steeds terug in onderzoek:

  • Modeling: taal wordt voorgeleefd. Jij zegt wat je doet, benoemt wat je ziet, en biedt daarmee voorbeelden.
  • Herhaling: woorden en zinnen moeten vaak terugkomen, in verschillende contexten.
  • Visualiseren: met plaatjes, gebaren (NmG) of voorwerpen wordt taal tastbaar en concreet.
  • Gerichte stimulatie: woorden worden bewust geselecteerd, aangeboden én geoefend.

Kinderen met TOS hebben meer ‘taalexposures’ nodig voordat een woord blijft hangen. Maar: als ze het eenmaal snappen, blijven de woorden vaak goed hangen. De hersenen hebben dus wel degelijk leervermogen – ze hebben alleen een andere aanpak nodig.

Wat helpt bij TOS?

Als een kind TOS heeft – of er een vermoeden van is – wil je natuurlijk weten wat je kunt doen. Het goede nieuws: er is veel mogelijk. Juist kleuters zijn gevoelig voor ontwikkeling, zeker als ze op tijd en op de juiste manier ondersteund worden.

Hieronder lees je wat écht helpt in de praktijk:

1. Modeling: taal voorleven

Laat zien hoe taal werkt. Benoem wat je doet (“Ik pak de rode beker”), stel eenvoudige vragen, en gebruik volledige zinnen. Ook als het kind zelf nog niet zoveel zegt, leert het veel van jóuw taalgebruik.

2. Herhaling is goud waard

Kinderen met TOS hebben meer herhaling nodig om nieuwe woorden of structuren op te slaan. Gebruik belangrijke woorden meerdere keren, op verschillende momenten. Bijvoorbeeld: “Dit is een schaar. Met de schaar knip je papier. Ik zie dat jij ook knipt met de schaar.”

3. Visualiseer waar mogelijk

Maak taal zichtbaar: met gebaren, pictogrammen, tekeningen of concrete materialen. Gebaren (zoals in NmG) kunnen een woord betekenis geven nog vóórdat het gesproken wordt. Dit helpt het begrip én het onthouden.

4. Kies woorden bewust

Selecteer woorden die passen bij wat het kind op dat moment meemaakt of leert. Herhaal ze in boeken, spel en gesprekken. Denk aan themawoorden (bijv. herfst, dieren) en kernwoorden uit het dagelijks leven (zoals aan- en uitkleden, eten, spelen).

5. Werk aan veiligheid en zelfvertrouwen

Taal leren lukt pas goed als een kind zich veilig voelt. Geef complimenten op inzet, niet alleen op ‘goed gezegd’. Laat merken dat fouten maken erbij hoort. En bovenal: geef ruimte voor spel, plezier en ontdekken – ook zonder taal.

Taal hoeft niet alleen ‘stilzitten en luisteren’ te zijn. Bij Leerkriebels werken we juist met beweging, beleving en aandacht. Want als een kind leert met zijn lijf en hoofd tegelijk, blijft taal beter hangen.

juf en kleuter met TOS lezen samen een boek

Tot slot

Een kind met TOS heeft niet minder potentie – het leert alleen op een andere manier. En dat vraagt om meer tijd, meer herhaling, en vooral: meer afstemming. Als ouder of leerkracht kun je daar een wereld van verschil in maken.

Het begint met herkennen: je ziet dat taal anders verloopt. Misschien komt praten traag op gang. Of merk je dat een kind vaak stil is, of zich niet goed kan uitdrukken. Dan is het goed om te weten wat er speelt – en hoe je kunt helpen.

Door taal zichtbaar te maken, voor te doen, te herhalen en te koppelen aan spel en beleving, geef je kinderen met TOS de ruimte om wél te groeien. En dat is precies wat we willen: dat elk kind zich gezien, begrepen en ondersteund voelt.

Wil je weten hoe je taalontwikkeling op een speelse, effectieve manier kunt stimuleren – thuis of in de klas? In de volgende blog lees je alles over woordenschat opbouwen met prentenboeken, speciaal voor kleuters met (een vermoeden van) TOS.

TOS bij kleuters: herkennen, begrijpen en ondersteunen