Voorlezen is een dagelijks ritueel in veel kleuterklassen en huiskamers. Maar wat als woorden niet vanzelf blijven hangen? Voor kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) is dat precies de uitdaging: ze horen taal, maar slaan het minder goed op. Prentenboeken kunnen dan een krachtig hulpmiddel zijn – mits je ze op de juiste manier inzet. In deze blog lees je hoe je met bewuste woordkeuze, herhaling en spel woordenschat écht tot leven brengt. Zodat ook kinderen met TOS woorden leren die blijven hangen.
Belangrijkste inzichten op een rij:
- Prentenboeken zijn krachtig omdat ze taal in context aanbieden, visueel én herhalend.
- Kinderen met TOS hebben extra herhaling, structuur en visuele ondersteuning nodig.
- Voorlezen werkt het best als je het opbouwt: vóór, tijdens en na het lezen.
- Werk met kernwoorden, gebaren, vragen op maat en herhaling in spel en beweging.
- Met eenvoudige aanpassingen in jouw aanpak kun je taal laten landen – ook bij kinderen die moeite hebben met spreken of begrijpen.
Waarom prentenboeken zo krachtig zijn bij woordenschatonderwijs
Prentenboeken bieden taal aan in een herkenbare en rijke context. Door de combinatie van tekst en beeld kunnen kinderen woorden beter begrijpen én onthouden. Dit is vooral belangrijk voor kinderen met een taalontwikkelingsstoornis, die vaak moeite hebben met het opslaan en oproepen van nieuwe woorden. In verschillende onderzoeken (zoals VHZ Online, 2016) wordt benadrukt dat context, visuele ondersteuning en herhaling essentieel zijn bij woordenschatverwerving voor deze kinderen.
Rijk taalgebruik in een herhaalbare structuur
Veel prentenboeken maken gebruik van herhaling, ritme en voorspelbare zinsstructuren. Hierdoor horen kinderen dezelfde woorden meerdere keren in verschillende zinnen, wat hun taalontwikkeling versterkt. Voor kinderen met TOS, die vaak extra herhalingen nodig hebben voordat een woord echt blijft hangen, is dit een krachtig hulpmiddel.
Aandacht voor emoties, verhaalstructuur en dialogen
Een prentenboek is meer dan alleen een verhaal: het biedt ruimte voor gesprekken over gevoelens, gebeurtenissen en perspectieven. Onderzoek naar ‘dialogic reading’ laat zien dat kinderen actiever betrokken raken bij het verhaal wanneer de volwassene vragen stelt, taal uitbreidt en het kind uitnodigt om mee te denken (Mol, Bus & De Jong, 2009). Dat bevordert niet alleen de woordenschat, maar ook het taalbegrip en sociaal-emotioneel leren.
Visueel én auditief leren – ideaal bij TOS
Prentenboeken spreken meerdere zintuigen aan. Kinderen luisteren naar de tekst, kijken naar de illustraties en kunnen – als je het goed aanpakt – ook zelf actief worden via gebaren of spel. Voor kinderen met TOS, die veel baat hebben bij visuele én auditieve ondersteuning, is deze combinatie precies wat ze nodig hebben. In een pilotstudie van Auris (2020) bleek bijvoorbeeld dat multimodale input een positief effect heeft op taalbegrip in TOS-behandelgroepen.
Taalontwikkelingsstoornissen bij het jonge kind (0-8 jaar)
Helder naslagwerk over het herkennen en begeleiden van jonge kinderen met een TOS. Boordevol praktische tips, voorbeelden en het screeningsinstrument ELS voor vroege signalering.
Naar bol.comWat maakt woordleren lastig bij TOS?
Voor veel kinderen gaat het leren van nieuwe woorden min of meer vanzelf. Ze horen een woord, koppelen het aan wat ze zien of ervaren, en slaan het op in hun geheugen. Bij kinderen met een taalontwikkelingsstoornis werkt dit anders. Er zijn verschillende redenen waarom nieuwe woorden bij hen minder goed blijven hangen.
Moeite met fonologisch geheugen
Kinderen met TOS hebben vaak een beperkt fonologisch kortetermijngeheugen. Dat betekent dat ze klanken minder goed kunnen vasthouden in hun hoofd. Een nieuw woord horen is dus niet genoeg: het glipt weg voordat het goed opgeslagen is.
Beperkt ophalen uit het mentale lexicon
Zelfs als een woord wél is opgeslagen, is het voor kinderen met TOS vaak lastig om het terug te vinden. Ze weten bijvoorbeeld dat ze een dier bedoelen met lange oren en een zachte vacht, maar het woord “konijn” komt niet naar boven. Dat kan zorgen voor frustratie of stilvallen in gesprekken.
Sneller vergeten van nieuwe woorden
Waar andere kinderen een nieuw woord na één of twee keer horen al kunnen gebruiken, hebben kinderen met TOS veel meer herhaling nodig. Als die herhaling er niet is – of niet voldoende in context wordt aangeboden – verdwijnt het woord weer uit het geheugen.
Beperkte syntactische cues verwerken
Veel kinderen gebruiken de zinsstructuur om de betekenis van nieuwe woorden af te leiden. Kinderen met TOS missen die vaardigheid vaak, doordat ze moeite hebben met het begrijpen van grammaticale verbanden. Een woord in een zin oppikken lukt dan minder snel.
En daarom is de aanpak zo belangrijk
Omdat woordleren bij kinderen met TOS niet vanzelf gaat, is het des te belangrijker hoe je woorden aanbiedt. Niet zomaar eenmalig noemen, maar bewust kiezen, visueel ondersteunen, herhalen in verschillende situaties en koppelen aan wat het kind meemaakt.
Met de juiste aanpak kun je taal wél laten landen. Zo geef je kinderen met TOS de kans om hun woordenschat stap voor stap op te bouwen – op een manier die bij hen past.
Wil je meer weten over het herkennen van TOS bij kleuters? Lees dan ook: TOS bij kleuters – herkennen, begrijpen en ondersteunen
Hoe gebruik je prentenboeken effectief bij TOS-kinderen?
Voorlezen wordt pas écht effectief als je het inzet als taalrijke leeractiviteit. Zeker bij kinderen met een (vermoeden van) TOS is het belangrijk dat je méér doet dan alleen lezen: je kiest bewust welke woorden je ondersteunt, hoe je dat doet en hoe je het verhaal verwerkt. Op die manier help je kinderen woorden écht te begrijpen én te onthouden.
Hieronder zie je hoe je prentenboeken in drie fases effectief inzet:
Voor het lezen: voorspel en introduceer kernwoorden
Bepaal vooraf een paar kernwoorden die je wilt aanbieden — kies termen die zowel in het verhaal als in de dagelijkse context terugkomen (zoals “tak”, “vallen”, “balans”).
Introduceer die woorden vóór het openen van het boek:
- Laat voorwerpen of woordkaarten zien
- Gebruik ondersteunende gebaren (NmG) of pictogrammen
- Vraag het kind om het woord na te zeggen of aan te wijzen
Zo maak je de taal alvast herkenbaar en begrijpelijk.
Tijdens het lezen: lees interactief en afgestemd
Een prentenboek biedt veel meer dan alleen een verhaal. Door interactief voor te lezen geef je kinderen de kans om taal actief te verwerken én te oefenen. Zeker bij kinderen met TOS is het belangrijk om goed af te stemmen en bewust met taal om te gaan. Hier zijn vier krachtige technieken:
Hardop denken
Vertel wat je ziet, hoort of denkt terwijl je leest. Bijvoorbeeld: “Oei, ik zie dat de tak beweegt… zou die breken?” Zo modelleer je taalgebruik én laat je zien dat gedachten en gevoelens woorden krijgen.
Uitbreiden en verbeteren
Als een kind iets zegt, herhaal je het in een volledige of verbeterde zin. Bijvoorbeeld:
- Kind: “Tak vallen!”
- Jij: “Ja, de tak valt uit de boom!”
Dit heet uitbreiden en spiegelen van taal, en helpt het kind om goede zinsbouw te leren, zonder dat je het corrigeert.
Vragen op verschillende niveaus
Niet elk kind kan meteen antwoord geven op open vragen. Bouw je vragen op in moeilijkheid:
- Aanwijsvragen: “Waar is de vogel?” of “Kun je de tak aanwijzen?”
- Kiesvragen: “Is de vogel boos of bang?”
- Wat-vragen: “Wat zie je hier gebeuren?”
- Waarom-/hoe-vragen: “Waarom denk je dat Coco schrikt?” of “Hoe zou jij dat oplossen?”
Afwisseling in vraagtypes maakt dat kinderen op hun eigen niveau kunnen meedoen – en dat vergroot het taalplezier.
Wacht- en herhaaltijd
Geef kinderen voldoende tijd om te reageren. Wacht rustig, herhaal de vraag als dat nodig is, en geef aan dat alle antwoorden welkom zijn. Zeker bij kinderen met TOS is verwerkingssnelheid vaak lager, dus die extra paar seconden zijn goud waard.
Na het lezen: herhalen en beleven
Herhaling is sterk wanneer het gekoppeld is aan spel en beweging:
- Speel het verhaal na met knuffels, blokken of poppen
- Laat het kind tekenen of knutselen wat het herinnerde
- Beweeg samen, bijvoorbeeld met kinderyoga
Een voorbeeld: bij Coco, kijk uit! heb ik een yogales ontwikkeld waarin woorden als “balans”, “vallen” en “vasthouden” samengaan met lijfelijke oefeningen. Dat maakt de taalervaring écht zintuiglijk en krachtig.
Bekijk hier de yogales: Coco, kijk uit!
4. Tips met extra visuele steun
Kinderen met TOS profiteren van extra visuele middelen zoals:
- NmG-gebaren of pictogrammen bij kernwoorden
- Praatdomino: dominosteentjes met afbeeldingen die het kind helpen om gebeurtenissen en woorden in elkaar over te brengen (bijvoorbeeld gebruikt vóór het vertellen van het verhaal)
- Verhaalvlecht (Story Grammar Training): symbolen die helpen de structuur van een verhaal te volgen – van hoofdpersonen en plot tot emotie en afloop
Deze tools geven kinderen met TOS houvast bij het onthouden van woorden en bij het vertellen van samenhangende verhalen.
Veelgemaakte valkuilen (en hoe je ze voorkomt)
Ook met de beste bedoelingen kun je soms in valkuilen stappen. Zeker als je werkt met jonge kinderen met TOS, is het goed om hier alert op te zijn. Gelukkig kun je met kleine aanpassingen al veel verschil maken.
Te veel woorden tegelijk
Als je tien nieuwe woorden in één keer aanbiedt, blijft er vaak weinig hangen. Kies liever een paar kernwoorden per boek of thema en bied die meerdere keren en in verschillende contexten aan. Kwaliteit boven kwantiteit.
Geen herhaling
Kinderen met TOS hebben veel meer herhaling nodig dan andere kinderen. Eén keer voorlezen of benoemen is niet genoeg. Herhaal woorden in het boek, tijdens spel en in andere situaties gedurende de week.
Geen koppeling aan beleving of spel
Taal wordt pas betekenisvol als het iets doet met het kind. Woorden leer je niet los, maar in actie. Laat kinderen bewegen, voelen, nadoen en spelen met wat ze net gehoord hebben. Gebruik het boek als startpunt voor yoga, bouwen, kleien of naspelen.
Kind laten ‘raden’ in plaats van begeleiden
“Wat is dit?” of “Wat zegt de vogel?” zijn vragen die uitnodigen tot gokken. Zeker bij kinderen met TOS kan dat frustrerend zijn. Bied liever taal aan, bijvoorbeeld: “Dit is een tak. Kun jij ook ‘tak’ zeggen?” of “Ik zie dat Coco schrikt – hij is bang.” Zo geef je taal zonder druk.
Tot slot: het hoeft niet perfect – wel bewust
Je hoeft geen taaltherapeut te zijn om kinderen met TOS te helpen groeien in taal. Wat telt, is dat je bewust met taal omgaat, aansluit bij het kind en ruimte geeft voor herhaling, veiligheid en plezier.
Woordenschat ontwikkelt zich niet in één keer. Maar elk moment dat jij woorden koppelt aan beleving, elk boek dat je opnieuw voorleest, elke keer dat je samen speelt of beweegt rond een thema – dat is een bouwsteentje in het taalfundament van het kind.
Wees dus niet bang om ‘het fout te doen’. Je aanwezigheid, je aandacht en je afstemming zijn vaak al genoeg om een wereld van verschil te maken.





